|
||||||||
Misschien, heel misschien, kent u de Koerdische zangeres Sakina Teyna van toen ze nog deel uitmaakte van Trio Mara of van haar werk met het Anatolian Quartet. Misschien ken u haar helemaal niet en dan is nu het moment gekomen om deze grote dame te leren kennen. Ze is tegenwoordig actief vanuit haar nieuwe thuisstad Wenen en ze heeft, met het oog op dit nieuwe project, waarin ze, in navolging van veel van haar vroeger werk, Turkse, Armeense en Perzische -allemaal onder de noemer “Anatolische” tradities- invloeden laat samenvloeien tot een heel bijzonder geheel, een ensemble bijeengezocht, dat volledig bestaat uit mensen die in hun segment van de muziek tot de absolute top mogen gerekend worden. De vier heren, die op deze plaat de dienst uitmaken samen met Sakina, zijn de Perzische jazz-grote Mahan Mirarab, die gitaar speelt en de muzikale leiding op zich nam en die de Turkse violist Efe Tutumtay naast zich krijgt. Die bracht vorig jaar overigens een heel mooi duo-album uit met accordeonist Nikola Zaric, maar dit terzijde. Op klarinet is er Oscar Antoli,die met het kwartet dat zijn naam draagt, zopas ook een CD uitbracht, “Peninsulas” getiteld, waarop Sakina trouwens te horen is en de percussie tenslotte, berust bij Jörg Mikula, Oostenrijker van geboorte, maar wereldburger van aard: gestudeerd aan Berklee in Boston, en gaandeweg een genre-overschrijdende percussionist geworden, die vandaag op meer dan 40 platen te beluisteren is. Dat is een band waar je naar menige muziekoorlog kunt trekken en Sakina, die ook politiek een heuse activiste genoemd mag worden, brengt samen met hen negen heuse chansons, waarin zij de stand van zaken van de Koerden, de vrouwen, de anti-nationalisten…uitzingt en op die manier een soort status quaestionis probeert te schetsen over de verschillende knelpunten waarmee de genoemde groepen zich geconfronteerd zien. Die negen songs worden ingekleed in een mix van folk en jazz en ze zijn van oorsprong deels traditioneel, deels van hedendaagse makelij, waarmee ik vooral bedoel dat Mahan Mirarab een flink aandeel in de nieuwe composities heeft gehad. De zangeres die Sakina is, is in wezen oer-traditioneel, met de stembuigingen en de frasering, die haar eigen zijn en die ontegenzeggelijk Koerdisch van inslag zijn. Ik mocht opmerken dat sommige huisgenoten het er niet altijd even makkelijk mee hadden, maar toch ook niet krijsend wegliepen. Dat wil doorgaans zeggen dat de muziek enige gewenningstijd nodig heeft en dat is hier niet anders: van zodra “Min Te Dibü” aan pakweg de zevende draaibeurt toe was, kon iedereen mee en kwam de hele spirit achter deze plaat naar boven: die draait o “openstaan” , “ontvankelijk zijn”, “willen zien en horen” en vooral: met z’n allen datgene doen, wat veel mensen niet meer kunnen opbrengen: moeite doen om in te zien, dat anderen je veel kunnen bijbrengen. Je hoeft maar naar de intro te luisteren van “Nye Küstün” om te begrijpen wat ik bedoel. Verder is dit allerminst een gemakkelijke plaat, maar wel eentje die, als je een beetje moeite doet, de schoonheid per strekkende meter blijkt te bevatten. Even luisteren naar “Leyla Khanoum” mag in dat verband volstaan: het nummer is “anoniem” van herkomst en ik versta geen jota van wat er gezongen wordt, maar het is zo universeel mooi, dat ik niet anders kan dan u dit aanbevelen: de zangeres die Sakina is, komt er volledig tot haar recht en wat je hoort, klinkt dermate overweldigend, dat verdere woorden overbodig zijn. Goh, wat zou ik dit graag eens ergens live kunnen meemaken…. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||